Baakse Beek Veengoot: ‘Onderhoudsmedewerkers zijn de oren en ogen in het veld’

Gepubliceerd op 8 december 2022

Collega’s van unit Onderhoud Sjors Hukker en Richard Jansen, servicemedewerker Dewalt Meijerink en uitvoerder Henri Peppelman nemen even de tijd om, tussen de werkzaamheden door, te vertellen over hun ervaringen in het veld. Zij zijn als eerste betrokken bij alles wat er speelt in het gebied: van projectactiviteiten tot neerslagoverschot of de effecten van droogte. Zij zien en horen alles, met de voeten in de klei. Ook de invloeden van de klimaatverandering op de bodem en het watersysteem gaan uiteraard niet aan hen voorbij. Een boeiende inkijk in de waterschapswereld van beheer en onderhoud.

Hoe staat het met de waterhuishouding hier?

‘Een kenmerk van stroomgebied Baakse Beek Veengoot is dat wij het hier moeten hebben van water dat in ons gebied valt. Er is geen inlaat vanuit andere watergangen, en daardoor ook geen constante doorstroming. Noordelijk in ons stroomgebied, het Achterhoeks Plateau, hebben we te maken met veel hoogteverschillen, het begint bij +32m NAP. Midden in ons stroomgebied hebben we juist weinig hoogteverschil en daarna stroomt het af richting de IJssel waar het +6m NAP is. Bij piekbuien stroomt het water niet vloeiend door het gebied heen, dit kan een gevoel geven van overlast. Door de droogte van de afgelopen jaren en de extreme buien krijgt de neerslag niet altijd de kans om in de bodem te trekken. In het voorjaar proberen we het waterpeil zo lang mogelijk hoog te houden om zo meer buffer te creëren in het grondwater. Door die hogere grondwaterstand ervaar je in het voorjaar langer natte omstandigheden, en dat vraagt geduld van de ingelanden (agrarische ondernemers en bewoners).’

Wat maakt dit gebied karakteristiek?

‘De buien trekken vaak bovenlangs Winterswijk en komen dan net niet in ons stroomgebied terecht. Er wordt wel eens gezegd ‘daar waar weinig water verdampt, valt ook weinig water’. Dat veroorzaakt voor een deel de droogte hier. Als de natuur in het voorjaar begint te groeien en bloeien, zakt het grondwaterpeil hier direct onderuit. Daarnaast hebben we ook nog te maken met verschillende soorten grond in het Baakse Beek Veengoot - gebied: zand, broekgronden en kleigronden. Dat eigen karakter vraagt om maatwerk. Gebiedskennis is cruciaal om hierop goed te kunnen anticiperen. Ook het waterwingebied van Vitens (drinkwaterbedrijf) heeft specifieke kenmerken die om een eigen aanpak vragen.’

Foto bij intvw Onderhoudsteam - Veengoot

Wat merken jullie van de klimaatverandering in het gebied?

‘Het jaar 2010 – de grote wateroverlast - speelt in onze hoofden nog altijd mee, al is het al 12 jaar geleden. Die knelpunten blijven nog steeds een belangrijk aandachtspunt bij voldoende water. Daarnaast zoeken we nu de grenzen op van het peilbeheer en proberen we zoveel mogelijk water vast te houden met onze kunstwerken. Dit doen we om de droogte te bestrijden en dat vraagt om maatwerk. Ook de ingelanden denken steeds meer mee, want ‘’we moeten het met elkaar doen!’’. De IJssel heeft in de zomer van het jaar 2022 de laagste waterstand ooit behaald. Dat is merkbaar in ons gebied, de grondwaterstand zakt hard onderuit en dit veroorzaakt droge beken.’

Dewalt: “Ik merk veel betrokkenheid van de ingelanden bij ons werk. We leveren zoveel mogelijk maatwerk naargelang de wisselende omstandigheden, in overleg met het gebied.”

Heeft de klimaatverandering invloed op jullie manier van werken?

‘We beginnen te maaien in mei - juni, niet altijd omdat het nodig is voor de afwatering, maar juist uit voorzorg in verband met eventuele piekbuien. Door het gedeeltelijk maaien van de watergangen houden we de controle over de waterafvoer. Met kunstwerken kunnen we het water beheren. We laten tegenwoordig meer begroeiing staan daar waar dat mogelijk is, om te voldoen aan de vereisten rondom flora en fauna. Het maaiwerk is nu veel meer maatwerk geworden en dat vraagt om gebiedskennis van ons en onze collega’s.  We staan nog steeds aan lat om wateroverlast te beperken, al draait het nu natuurlijk ook om de droogte.’

Is er tegenwoordig meer variatie in peilen en wat zijn de gevolgen?

‘Jazeker! Tien jaar geleden hadden we alleen te maken met een zomerpeil (hoog) en winterpeil (laag). Nu willen we het water zo lang mogelijk vasthouden en de droge periode ingaan met een zo hoog mogelijk peil. Zolang we geen klachten krijgen uit het gebied, hoeven we de stuwpeilen niet te laten zakken. Eén van de voordelen van een eigen onderhoudsdienst is dat, zodra we vragen of opmerkingen krijgen uit het gebied, we hierop direct passend kunnen reageren. Het contact met de ingelanden is erg goed, ze kennen ons en weten ons te bereiken. We passen de stuwpeilen op verzoek aan tijdens de voorjaarswerkzaamheden. Dan proberen we in de wortelzone van de gewassen in de grond zoveel mogelijk water vast te houden, richting de zomer. Doordat de waterpeilen in de winter en het voorjaar hoger zijn, zien we dat onze onderhoudswerkzaamheden aan de watergangen verschuiven richting de zomer, zoals baggeren en het herstel van watergangen. Het nieuwe peilbeheer en de klimaatverandering beïnvloeden merkbaar onze werkplanning.’

Sjors: “Ik vind het belangrijk door te luisteren en overleggen met de ingelanden te komen tot een goed werkend watersysteem”.

Onderhoudsteam_
Vlnr: Dewalt Meijerink, Richard Jansen, Henri Peppelman en Sjors Hukker

Wat doet Waterschap Rijn en IJssel nog meer tegen de droogte?

‘Na de eerste droge jaren vroegen de ingelanden ons om wat meer met de peilen te kunnen doen. Het droogteteam van het waterschap, EDDGI (Elke druppel de grond in), werd opgestart en is in ons werkgebied actief. Dat stimuleert de samenwerking met de ingelanden: met meer oog voor hun eigen belangen om water te bergen. Een van de eerste acties was een skippybal in de duiker van de ingelanden te plaatsen om het water vast te houden in hun eigen watergangen. Ondertussen vonden we ook eigen stuwen uit: de GERO-stuwen, ontworpen door twee collega’s Gé Brouwer en Robert Groen. Voor ons is het ook erg belangrijk om op de hoogte te zijn van eventuele nieuwe ontwikkelingen binnen het stroomgebied. We moeten als waterschap samen met de omgeving blijven werken aan een robuust watersysteem.’

Henri: “Ik ben erg blij met het goede contact dat we hebben met de mensen in het gebied. We hebben onze aanspreekpunten op de landgoederen, bij de gemeenten, Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer. Dat praktische contact en de korte lijntjes zijn erg belangrijk, dat werkt prima!”